Deze wandeling is in het noordwesten van La Palma. De streek hier staat bekend om de unieke verzameling drakenbloedbomen.
AFSTAND : 6 ½ kilometer, 2 ½ uur
NIVEAU : gemiddeld
Om met de bus bij het beginpunt van deze wandeling te komen, heb je al je handen en voeten nodig. De buschauffeurs, die overigens erg behulpzaam zijn, spreken geen woord Engels. Dus daar sta je dan, met je wandelgids in de handen aan te wijzen waar je er uit moet. El Fayal? Si, is het antwoord. En nu maar hopen dat hij je goed begrepen heeft.
De bus stopt in elk dorp, want de chauffeurs zijn ook nog postbode en krantenbezorgers. Bij ieder gehucht, meer is het echt niet, kijken we op de kaart of we er al bijna zijn.
Na ongeveer 50 minuten rijden we door een mooi bosrijk gebied waar de bus opeens stopt, ergens in the middle of nowhere. El Fayal, aqui, roept de buschauffeur. We stappen maar uit, het zal wel kloppen. En gelukkig, het beginpunt van deze wandeling staat al aangegeven.
De zon schijnt volop, dus we smeren ons nog even goed in. Camera's om de nek, de Sunflowergids in de hand (dit was ver voordat de wandelnavigatie bestond): we beginnen te lopen.
Het is hier zo mooi en lekker rustig. Overal waar je kijkt staan de Canarische dennen, die een heerlijke geur verspreiden.
Het pad is bezaaid met naalden en dus spekglad. We lopen langs een diepe kloof over een smal pad. Gelukkig staan er relingen naast, die trouwens geen steun bieden mocht je uitglijden. Maar het voelt wel iets prettiger…
Voorzichtig lopen we verder, ondertussen van de mooie omgeving genietend. Ik ben blij dat we hier af en toe onder de bomen doorlopen, want het is vandaag echt bloedheet.
Volgens ons boekje moeten we nu zo de Barranco de Izcague inlopen. En inderdaad. De kloof ligt vol met keien en manshoge rotsen. Wat een geklauter. Op een gegeven moment zien we nergens meer herkenningspunten staan. Ergens moeten we de ‘barranco’ (kloof) oversteken en het pad omhoog nemen. Maar waar? We proberen hier en daar of we veilig naar boven kunnen klimmen, maar alle stenen liggen los en we kunnen overnieuw beginnen.
O jee, wat nu? We zoeken nog even verder naar herkenningspunten, want om nu om te draaien?! Net voordat me de moed echt in de schoenen zakt, heeft Hans het pad weer gevonden. Gelukkig maar. Hier staan ook weer de bekende stippen: een teken dat je goed loopt. In de barranco is waarschijnlijk een kleine aardverschuiving geweest die het pad heeft verwoest.
We moeten door een hek - het was dicht dus dat doen wij ook maar weer - en komen door een amandelgaard. De bloesems zijn uitgebloeid, maar de amandelen zijn rijp. Lekker!
Er staan hier overal kleine huisjes. We komen dus weer in de bewoonde wereld; alleen nog geen mens gezien. Vanaf nu gaan we dalen, dalen en nog eens dalen. Met heel vaag in gedachten: wat we nu dalen, moeten we straks ook weer omhoog. Want dit dorpje waar we nu door komen, is straks de opstapplaats voor de bus.
Maar eerst lopen we verder, op zoek naar de drakenbloedbomen die het boekje ons belooft.
We lopen langs fruitbomen, kleine huisjes met kleurige tuintjes en ongelofelijk veel cactussen. Over het pad groeien boomwortels, dus we kijken goed uit waar we lopen. Zo kan het gebeuren dat we de grootste drakenbloedboom totaal over het hoofd zien en pas als we er pal onder staan - lekker: schaduw! - in de gaten hebben dat dit de boom is waar de Sunflowergids het over heeft. Tja.....
In dit gebied barst het van deze toch wel heel aparte bomen, prachtig. We lopen steeds verder richting zee en besluiten om maar om te draaien. Het ergste gedeelte komt nu: 300 meter klimmen in de felle zon.
Gelukkig lopen we niet langs dezelfde weg terug als we gekomen zijn. Maar ja, dat maakt het klimmen er niet minder zwaar om. De temperatuur loopt tegen de 40 graden; het is echt bloedheet!
Op een gegeven moment krijg ik erg last van de hitte en doe toch maar m'n petje op. Wat is dit afzien, zeg! Elke stap omhoog kost zoveel moeite. De benen worden steeds zwaarder, het zweet gutst van ons af.
Na een tijdje - het leken wel uren - zien we huisjes en de weg die naar Las Tricias gaat. Hopelijk zijn we nog op tijd voor de bus. In het slaperige dorpje is een cafeetje wat tevens de plaatselijke supermarkt is. Hier kopen we gekoelde flessen bronwater en een waterijsje. Nadat we droge t-shirts hebben aangetrokken, gaan we lekker in de schaduw zitten uitrusten, het ijsje opeten en wachten tot de bus komt.