Dit is een tocht naar een bestemming die je eigenlijk niet mag missen als je op Madeira bent. Omdat het toch een doodlopende weg is, hebben we het maar meteen gecombineerd met een korte wandeling.
AFSTAND : 3 kilometer, 1 uur
NIVEAU : gemakkelijk, maar wel zwaar voor je knieën
We rijden vanuit Funchal naar de doodlopende weg die naar het ‘miradouro’ (uitkijkpunt) Eira do Serrado gaat. Het is niet ver, ongeveer 15 kilometer. In de tunnel zit onverwachts een afslag…
Algauw verlaten we de drukte en rijden op de smalle ER107, die zich een weg omhoog slingert. De weg wordt steeds smaller en het uitzicht is overal prachtig!
Bij elke scherpe bocht moet je toeteren, dus vrolijk toeterend rijden we omhoog. Als er opeens een grote vrachtwagen de bocht om komt zetten, zijn we allebei meteen weer wakker. Dat was schrikken! De weg is verder prima te rijden, lekker rustig zelfs.
Bij Eira do Serrado aangekomen, dat op 1094 meter ligt, lopen we naar het uitkijkpunt over Curral das Freiras. Je hebt hier een panoramisch uitzicht op Curral en de bergen. De naam Curral das Freiras (nonnendal) ontstond toen in 1566 de nonnen uit het klooster Santa Clara Funchal ontvluchtten via een nauwelijks te vinden wandelpad. Ze hielden zich zo verborgen in de afgelegen vallei voor de Franse zeerovers die Madeira binnenvielen.
De enige berijdbare weg naar het dorp werd in 1959 aangelegd en kronkelt langs de flanken van de steile bergen. Hij is smal en gaat langs diepe afgronden, maar is veilig en goed te rijden. Goed vooruit kijken wat je tegemoet komt, dan is er niks aan de hand.
Nadat we genoten hebben van het mooie uitzicht, lopen we om het hotel heen, op zoek naar het pad naar de vallei. We willen naar beneden lopen, om de beroemde kastanjecake te proeven. In deze omgeving wemelt het van de kastanjebomen en dat is ook hun voornaamste bron van inkomen; alles maken ze ervan.
De veters worden goed strak aangetrokken en we gaan op weg. Nog tot in de jaren 50 was dit de enige verbinding met de ’buitenwereld’ en moest alles en iedereen over dit pad. Het is bijna niet voor te stellen.
Wij doen lui, want we gaan straks lekker met de bus terug….
We dalen af over een oud klinkerpad, onder de kastanjebomen door. Het is hier zo ontzettend stil en mooi! We lezen in de wandelgids dat het ongeveer 500 meter dalen is, over een pad met 52 haarspeldbochten. Maar ach, beneden wacht er iets lekkers op ons.
Na een scherpe bocht zien we de weg naar Curral liggen, waar net de bus naar het dorp rijdt, waar wij straks mee terug moeten. De bus toetert, alsof de chauffeur wil zeggen dat we echt niet hoeven te lopen naar Curral.
Bij elke bocht komt Curral dichterbij, gelukkig maar. De knieën beginnen behoorlijk te kraken en de scheenbenen beginnen ook al te protesteren van het tegenhouden van je eigen gewicht. Maar het uitzicht op het slaperige dorpje maakt alles goed. De weg gaat erg steil naar beneden, bocht na bocht.
We zijn vlak boven het dorp. Er blaft een hond, gelach van mensen. We zijn er! Bij het eerste het beste cafeetje gaan we op een terrasje zitten voor een ‘bica’ met een stukje – nog warme – kastanjecake. De ‘ginja’ (kastanjelikeur) slaan we lachend af, geen goed idee met de weg die we nog terug moeten rijden.
Als de bus eraan komt, rekenen we af en stappen we in. Op de weg omhoog naar Eira do Serrado, zien we het slingerpad waar we net hebben gelopen.
De bus zet ons af bij de parkeerplaats en we rijden terug naar Funchal.